Het pannendak in historisch perspectief.
Met grote regelmaat verdwijnen dakpannen in de afvalcontainer: historische pannen van uiteenlopende vormen en kleuren. In Nederland zijn inmiddels middeleeuwse dakbedekkingmaterialen, zoals onder- en bovenpannen uiterst zeldzaam geworden. Maar ook het Oudhollandse en het laat-19de-eeuwse pannendak worden bedreigd. Het monumentale dak wordt ‘belaagd’ door het gebruik van nieuwe pannen, soms vervaardigd in zogenaamde oude vormen. Ook bitumineuze dakbedekkingmaterialen rukken op. Niet alleen het vervangen van dakpannen vormt een bedreiging voor het historisch pannendak, maar ook loodconstructies, dakramen, dakkapellen, daktuinen, dakterrassen en allerlei doorvoeren.
Hoe kijkt de Monumentenzorg aan tegen aantasting van het historisch pannendak?
Het historisch pannendak vormt een wezenlijk onderdeel van het monument en in onderlinge samenhang een belangrijke karakteristiek binnen het beschermde stads- of dorpsgezicht. Hiermee dient met grote zorgvuldigheid te worden omgegaan. Jammer genoeg gebeurt dat niet altijd. Zo is de tendens om holle pannen tijdens restauratie te vervangen door Opnieuw Verbeterde Hollandse of door nieuwe ‘oude’ pannen, een ongelukkige ontwikkeling. Het eenvormige, strakke uiterlijk van die pannen is wezensvreemd aan het historisch dak. Door het verloren gaan van authentiek, waardevol materiaal loopt het van oudsher fascinerende beeld van het historisch daklandschap ernstig gevaar. Deze ontwikkeling is tegengesteld aan een belangrijke stelregel uit het Charter van Venetië die de RDMZ onderschrijft: “conserveren is beter dan repareren, repareren beter dan restaureren, restaureren beter dan reconstrueren”.
Het ‘weke’ dak.
De vroegste dakbedekking in ons land bestond uit organische materialen, zoals stro, gras en riet. Al dan niet met leem bestreken, vormde dit ‘weke dak’ tot in de 14de eeuw, de goedkoopste, dus meest toegepaste bedekking. Hevige stadsbranden noodzaakten de verschillende stadsbesturen vanaf het midden van de 14de eeuw voorschriften uit te vaardigen met betrekking tot het gebruik van harde dakbedekkingmaterialen, zoals daktegels, onder- en bovenpannen en leien. Ook de rookafvoeren moesten voortaan in steen worden uitgevoerd. Rond 1600 behoorde het ‘weke’ stadsdak tot het verleden.
Gegolfde holle pan.
De introductie in 1466 van een gecombineerde onder- en bovenpan, de Zwolse Quackpan, betekende een revolutionaire vernieuwing. Uit deze pan ontwikkelde zich rond 1500 de gegolfde holle pan die ook buiten de Nederlanden een grote verspreiding vond. Het belangrijkste voordeel van de gegolfde holle pan was dat een hard, dicht dak werd gevormd met minder overlapping dan voorheen, waardoor het gewicht van de dakbedekking afnam. Tot in de 18de eeuw lagen holle pannen op de onbeschoten kap. Ze hingen met hun nok aan horizontale panlatten die op de sporen waren gespijkerd.
Al naar gelang de heersende windrichting gebruikte men links- of rechtsdekkende pannen. Om inregenen en insneeuwen te voorkomen, werd de verbinding tussen de pannen oorspronkelijk ‘gedokt’. De zijvoegen werden daarbij gedicht met bosjes roggestro, zogenoemde strodokken. Op het platteland werd de strodok tot in de jaren vijftig van onze eeuw toegepast. Een andere methode was het dichtzetten van de voegen aan de binnenzijde met kalkmortel (gemengd met koehaar). Dit vormde tevens een brandveiliger methode. Het aanbrengen van dakbeschot vond in de 18de eeuw steeds meer ingang. Linksdekkende Hollandse pannen raakten na de introductie van het dakbeschot in onbruik.
Ogenschijnlijke uniformiteit van de holle pan.
Qua type is de holle dakpan uniform: Een flauw gebogen bovenzijde met een ‘wel’, een aangebakken nok aan de achterzijde. De kenmerkende, rode kleur is te danken aan de aanwezigheid van ijzeroxide in de klei. Toch zijn de pannen wat betreft vorm en kleur geenszins identiek. De wijze van vervaardigen leidde tot kleine verschillen in vorm. De klei werd met de hand gemengd waardoor geen homogeen gekleurd product ontstond. Naast de bekende rode pannen komen blauwe, de gesmoorde pan, of verglaasde pannen voor. De kleur komt tot stand doordat aan het einde van het bakproces de rood bakkende klei vrijwel van luchttoevoer werd afgesloten. Door het onttrekken van zuurstof ontstaat de blauwgrijze of dofzwarte kleur. Bij een verglaasde pan wordt het glazuur op de in het zicht blijvende vlakken van de ongebakken pan gestreken. Tijdens het bakproces smelt dit tot een glasachtige massa. Het versterkt de waterdichtheid, bevordert de waterafvoer en maakt het oppervlak minder vatbaar voor de aanhechting van vuil.
Gaatpan, huifpan, kappan.
Het ‘gesloten’ karakter van de kap is een belangrijk kenmerk van het historisch dak. De functie van berg- en bewaarruimte maakte grote lichtopeningen onnodig. Een incidenteel geplaatste ‘gaat-, huif- of kappan’ verlichtte de donkere zolder enigszins. Een gaatpan, ook wel ‘gehakte’ of ‘lichtpan’ genoemd, is in het midden voorzien van een rechthoekige opening met sponning waarin een ruitje werd bevestigd. Huif- en kappannen bezitten boven de opening een gebogen kapje waarin ook een glasruitje geplaatst kan worden. Zonder glasruitje fungeerde de pan als ventilatie- of, bij een grotere opening, als uilenpan. De lichtpannen raakten rond 1850 in onbruik. De (mat)glazen pan, soms opgebouwd uit glas-in-lood, nam de verlichtingsfunctie over.
Het ‘gemetselde’ Hollandse dak.
Tot ver in de 18de eeuw werd kalkspecie gebruikt om de aansluiting met opgaand metselwerk waterdicht af te werken. Ook de weinige dakkapellen werden keurig in de panmaat met een speciezoom ingewerkt. Nokken en hoekkepers werden afgedekt met vorstpannen die over elkaar liggen op een bed van puindeeltjes van oude of gebroken pannen en kalkspecie. In de specie werd koeien- of varkenshaar gemengd dat als een wapening zorgde voor de samenhang.
In de 18de eeuw deed lood zijn intrede op het pannendak. In plaats van vorstpannen bracht men soms een brede strook lood aan. Deze ‘loodvorst’ werd op de ruiter van de nok- en hoekkeper gespijkerd en vervolgens op de pannen gedreven. Ook de beëindiging van het dakvlak tegen de gevel werd steeds vaker met lood afgewerkt.
Mechanisering van de productie in de 19de eeuw.
In de tweede helft van de 19de eeuw veranderde het daklandschap in toenemende mate. De invoering van mechanische stempelpersen en vorm-bakmachines waren daar debet aan. De industrieel vervaardigde pannen bezaten een gelijkmatig en strak uiterlijk en sloten veel beter dan hun ambachtelijk gefabriceerde voorgangers. Het industriële fabricageproces maakte een grote typologische verscheidenheid mogelijk. Een enorme productie van dakpannen in uiteenlopende vormen, kleuren en opvallende versieringen kwam op gang. Zo werden witte pannen gefabriceerd door het gebruik van pijpaarde of een witte kleisoort. Maar ook verglaasde gele, blauwe, groene, rode, violette, bruine en zwarte pannen waren niet ongebruikelijk.
De verschillende kleuren voor het glazuur werden verkregen door toevoeging van metaaloxiden. Aarzelend deden ook nieuwe dakbedekkingmaterialen hun intrede, zoals de uit portland- of slakkencement vervaardigde cementsteendakpan. De mechanisatie leidde tot de oprichting van verschillende pannenfabrieken die ieder hun eigen panvorm produceerden en exporteerden. Zo startte A.D. Angremont in zijn fabriek langs de Oude Rijn in Oegstgeest met de productie van de Oegstgeesterpan, de hartvormige pan die rond 1840 als eerste in Engeland werd vervaardigd. Ook in Friesland ontwikkelde zich aan het einde van de 19de eeuw een belangrijke dakpanindustrie. Typen zoals de Lucas IJsbrandpan, de Helderpan of de platte en de gegolfde Friese pan werden er vervaardigd. Op veel Friese daken zijn ze nog altijd zichtbaar.
Na de Tweede Wereldoorlog nam de standaardisatie en perfectionering van de dakpan toe. Voorbewerkt, geperst en gebakken in computergestuurde liftovens worden optimaal sluitende pannen vervaardigd. Een voorbeeld daarvan is de Opnieuw Verbeterde Hollandse pan in verschillende kleuren. Net als andere moderne dakbedekkingsmaterialen, zoals betonnen sneldekpannen, golfplaat of bitumineuze materialen verschijnen ze in toenemende mate in onze historische binnensteden.
Wat is de specifieke waarde van een historisch pannendak?
Allereerst ligt de waarde in de grote variëteit in vorm- en kleurnuances. Omdat bijvoorbeeld de regenopname per pan kan verschillen, kan ook de kleur variëren. De wisselende weersinvloeden zijn vaak afleesbaar aan het dak. De ene pan kan ook wat meer bealgd of bemost zijn dan de andere. Daarnaast is het zo dat de hoeveelheid pannen die per bakproces werden gebakken relatief beperkt was. Werden na verloop van jaren enkele pannen ingeboet dan was de kans groot dat die exemplaren uit een andere ‘productielijn’ afkomstig waren. De kleur- en vormschakeringen van het pannendak namen hierdoor toe. Verglaasde pannen kunnen een prachtige, rijk glanzende uitstraling hebben. Het craquelé dat in verglaasde pannen soms voorkomt en de rode ondergrond die doorschemert als het glazuur (gedeeltelijk) weggesleten is, heeft weer een andere uitstraling en is zeker geen reden tot afkeuring. Het refereert aan de doorleefdheid en ouderdom van het historisch dak.
De geslotenheid van het historisch dak wordt niet alleen sterk benadrukt door weinige of soms geheel ontbrekende dakopeningen, maar vooral door het subtiel gebruik van kalkspecie in plaats van brede stroken lood. Ook de materiaalverwantschap tussen pannen en bakstenen komt beter tot uitdrukking dan wit uitgeslagen stroken lood. De subtiel aangebrachte smalle mortelzoom van kalkmortel tegen schoorstenen en opgaand metselwerk versterkt het weerbarstige karakter van het dak. Er is dan sprake van een gemetseld dak. Het is vanzelfsprekend dat dergelijke waarden dienen te worden gekoesterd en in stand gehouden.
Opmerkelijke textuurverschillen tussen Hollandse en Verbeterde Hollandse pannen.
Welke gevaren bedreigen het historische pannendak?
Het aanbrengen van dakbeschot en isolatie, al dan niet in samenhang met het bewoonbaar maken van zolders tot woon- of slaapruimte, is een te gangbaar gebruik tijdens restauraties. Voor het voortbestaan van het historisch pannendak vormt dit cruciale momenten: hergebruik of de container? Maar ook andere bedreigingen liggen op de loer. Technische gebreken aan de kap of van de dakbedekking, afgewaaide pannen of versleten nokken worden eveneens als argument aangevoerd om historische pannen compleet te vervangen. Worden vervolgens historisch oneigenlijke materialen en aansluitingstechnieken toegepast en worden grove dakdoorbrekingen gemaakt, dan is de aantasting een feit. Hetzelfde geldt voor ventilatiekanalen, rookgasafvoerkanalen, dakramen en zelfs dakterrassen en daktuinen.
Welke preventieve maatregelen kunnen aantasting van het pannendak tegengaan?
Het aanleggen van een voorraad pannen en regelmatig onderhoud van de dakbedekking. Een jaarlijkse controle, bijvoorbeeld na een najaarsstorm, maakt het mogelijk om pannen recht te leggen, uit te wisselen, aan te vullen of in slechte staat verkerende exemplaren te vervangen.
Het voorkomen van het afwaaien van pannen.
Dit kan men doen door:
pannen op hun ligging te controleren en zo nodig pannen onderling uit te wisselen. De ene pan past soms beter naast een andere pan;
pannen aan te strijken met kalkspecie;
het aanbrengen van pan- en/of vorsthaken;
Aandachtspunten bij restauratie van het historisch pannendak.
Op een pre-industrieel pannendak behoort een met de hand vervaardigde, holle pan te liggen. Verbeterde en Opnieuw Verbeterde Hollandse en door een strengpers vervaardigde holle pannen dienen te worden geweerd. Op monumenten van recentere datum daarentegen, liggen in beginsel industrieel gefabriceerde exemplaren. Bitumineuze bedekkingen, sneldekkende betonpannen, golfplaat en dergelijke zijn altijd taboe. Een aanvaarde herstelmethode van baksteenconstructies is het ‘inboeten’ van tweedehands bakstenen. Het inboeten van tweedehands pannen zou vanzelfsprekend moeten zijn volgens het Charter van Venetië. Mocht er een technische noodzaak aanwezig zijn om tot volledige vervanging van het pannendak over te gaan, dan is het gebruik van gelijksoortige tweedehands pannen altijd mogelijk, aangezien een ruime handelsvoorraad aanwezig is.
Hergebruik dakpannen.
Hergebruik dient bij restauratie uitgangspunt te zijn. Oude pannen hebben de weerproef doorstaan en daarmee hun kwaliteit bewezen.
Bij hergebruik gelden de volgende richtlijnen:
Schiet sterk afgeschilferde en gebarsten pannen, zogenoemde rammelaars, uit. De aanwezigheid van craquelé op verglaasde pannen vormt geen beletsel voor hergebruik, dat geldt ook voor slijtageplekken in verglaasde pannen of voor versleten nokken. Door het oplijmen van een nieuwe nok kan de pan weer jaren mee.
Ontdoe bruikbare pannen van kalkmortel.
Controleer op kwaliteit. Onzichtbare barsten worden opgespoord door de pan te ‘klinken’. Met een troffel of metalen voorwerp wordt de pan beklopt. De klank moet helder zijn. Een doffe klank kan wijzen op verborgen barsten.
Sorteer de pannen op grootte en houd kromme en meer vlakke pannen bij elkaar.
Vul ontbrekende pannen aan met oude exemplaren uit restvoorraden.
Bij veel materiaalverlies is het raadzaam met de overgebleven goede pannen één dakschild te dekken. Gebruik voor het andere dakschild gelijksoortige, tweedehands pannen.
Historische aansluittechnieken.
Maak zoveel mogelijk gebruik van de historisch karakteristieke aansluitingstechniek die bij het dak past. Op een pannendak dat van voor 1800 dateert, werden de aansluitingen met schoorsteen, nok en gevel in beginsel met kalkspecie afgewerkt. Dat gebruik vormt een onderdeel van het historische beeld. Vermijd daarom zoveel mogelijk het zichtbare gebruik van lood op een dergelijk dak. In ieder geval dient de aansluiting met de nok te worden aangesmeerd met kalkspecie.
Ook is het aanstrijken met kalkspecie gewenst bij de aansluitingen met de schoorsteen en de opgaande gevels. Er komen nog schoorstenen voor met uitkragende stenen waar de pannen onder aangebracht kunnen worden. De kalkspecie kan worden gewapend met varkens- of koehaar. Door na het aanstrijken nokken en hoekkepers met vochtige, jute zakken af te dekken wordt voorkomen dat de kalkspecie, bij zomerse temperaturen, te snel droogt. Is aanstrijken met kalkspecie niet mogelijk, voorkom dan zichtbare loodslabben bij de aansluiting met de (top)gevel of dakkapel door toepassing van verholen gootjes.
Dakpan en zwaluw.
Al vele jaren zet de sectie monumentenzorg zich in voor het behoud van de (oud) Hollandse dakpan op de daken van onze monumenten en andere oude panden. De rode of blauwgrijze pannen werken in grote mate mee aan het monumentale karakter van vele oude binnensteden. Het aanzicht van de stad is niet de enige reden om deze pan op de daken te handhaven. Het is bij monumenten gebruikelijk zoveel mogelijk met oorspronkelijke materialen te werken zeker als deze nog aanwezig zijn.
De afgelopen jaren heeft men bijvoorbeeld in Zwolle met redelijk succes de Hollandse pan kunnen handhaven. Op de gemeentelijke werf is een opslag met een voorraad van deze oude pannen. Bij onderhoud of restauratie worden de pannen tegen kostprijs geleverd. Sinds kort wordt monumentenzorg door natuurbeschermers en vogelliefhebbers gesteund in het streven de Hollandse pan te handhaven. Onder deze pannen nestelen namelijk verschillende vogels waaronder de beschermde gierzwaluw. Het is voor vogels bijna onmogelijk onder de moderne pannen te nestelen, waardoor hun voortbestaan in gevaar komt. In sommige grote steden in het westen van ons land is mede door renovaties van daken waarbij moderne materialen zijn gebruikt, de gierzwaluw een zeldzaamheid geworden.
Heeft u een vraag over dit onderwerp dan kunt u deze vrijblijvend aan ons stellen.
Kijk voor mer informatie ook ons artikel over dakconstructies.